
Kent u dat nummer ‘Komaf met Kafka’ dat de groep Waar is Ken maakte voor Jan Hautekiet? Een aanstekelijk nummer over de duizenden formulieren die een mens moet invullen als hij met de overheidsadministratie te maken krijgt. Een mens zou helemaal vrolijk worden van die beat en melodie, als het onderwerp van het nummer niet zo pijnlijk correct was. Kafka is helaas nog altijd voelbaar aanwezig op onze administratieve diensten.
Ik denk bij het horen van dat nummer altijd aan wat een voormalige rechter onlangs op de radio vertelde. Na al die jaren als rechter kon hij ondervinden hoe het was aan de andere kant van de rechtbank. Toen hij als privé-persoon een klacht wilde indienen, kreeg hij te horen dat hij dit per fax moest opsturen. Aangezien hij zelf geen faxnummer had, ging hij hiervoor naar een copy shop, maar met de uitdrukkelijke waarschuwing dat er niet via deze fax naar hem kon gecommuniceerd worden. Hij stelde voor om verder te communiceren via mail maar dat was voor de rechtbank dan weer problematisch, want zij hadden geen eigen algemeen mailadres.
Communicatie beveiligen betekent niet communicatie onmogelijk maken
Als je hier verder over navraagt, blijkt dit vooral een gevolg te zijn van een overdreven bekommernis om veiligheid. Omdat er geen regels en procedures rond veilige digitale communicatie bestaan, communiceren ze liever helemaal niet digitaal. Dat houd je toch niet voor mogelijk in 2016!
Natuurlijk is security in een juridische context een topprioriteit. Daar moet je inderdaad voorzichtig genoeg mee zijn. Maar er bestaan alternatieven voor het domweg negeren van digitale communicatie met de burger, zonder dat je hiervoor meteen moet vrezen voor een dijkbreuk van digitale hacks.
Concreet kan je al heel veel bereiken met een toepassingsgerichte beveiliging. Zo zorgen bepaalde oplossingen ervoor dat je bij elk gebruik van een app niet alleen de app zelf beveiligt, maar ook de bijhorende achterliggende infrastructuur. Zo kan je voor elke communicatie en elke toepassing de juiste omgeving beveiligen, en nadien de deuren weer hermetisch sluiten.
Overheid als echte gesprekspartner? Het kan!
Het zou oneerlijk zijn om de overheid ervan te beschuldigen dat ze weigeren digitaal te communiceren. Op de overheidssites staat meer informatie dan ooit tevoren, met een antwoord op heel wat vaak gestelde vragen, en ook de vaakst gebruikte formulieren staan online ter beschikking. Maar die communicatie blijft helaas al te vaak beperkt tot eenrichtingsverkeer.
Als je dan een zeer specifieke vraag hebt over jouw eigen situatie, ben je toch vaak op de traditionele offline communicatiemiddelen aangewezen. Wil je weten wat het financieel gevolg zou zijn van twee jaar vroeger op pensioen gaan? Dan kan je in een wachtzaal gaan zitten, met veertig wachtenden voor je. Er valt nog een hele weg af te leggen als het aankomt op communicatie tussen de burger en de overheid.
Nochtans leken we heel even de beste leerling van de Europese klas, toen we als één van de eerste landen de elektronische identiteitskaart invoerden. Wat een succes voor ons kleine landje! Wat een zee van mogelijkheden! Helaas werd er met die talloze mogelijkheden weinig of niets aangevangen, en zitten we nu eerder achterin de klas toe te kijken hoe anderen ons langs alle kanten inhalen.
G-cloud, een tweede kans
Hopelijk gebeurt nu niet hetzelfde met de G-cloud. Het is niet omdat je als overheid werk maakt van een overheidscloud dat er ook effectief iets gaat gebeuren. Net als voor de elektronische identiteitskaart kan je pas van een succes spreken als er ook toepassingen zijn voor dit nieuwe platform. En als die toepassingen door de burger worden gebruikt. Eén van de voorwaarden voor het succes zal liggen in het mobiel maken van toepassingen. Pas als je erin slaagt om burgers altijd en overal toegang te bieden tot overheidsdiensten, en een vlotte en efficiënte communicatie mogelijk te maken, kan je echt van een succes spreken.
En tot die dag kunnen we ons tijdens het wachten vermaken met leuke liedjes op onze smartphone. Liedjes over Kafka en zo.